POK! Welke droeftoeter gooit er keihard een balletje tegen mijn kuit? Ik keek verontwaardigd achterom op zoek naar de dader. Tegelijkertijd beseffend dat er iets anders aan de hand was. We waren bezig met de warming up, knijpen in de handen en onderwijl de voeten heen en weer bewegen. Iedereen achter me was braaf aan het trainen zodat het tot me doordrong dat het goed mis was. Een zweepslag, een scheurtje in het bindweefsel van de kuit en daar ging ik strompelend richting kleedkamer. De sensei kwam even polshoogte nemen, maar de conclusie was snel getrokken. Nog voor er enig zweet was geproduceerd taaide ik af.
Je denkt goed getraind te zijn, maar dat is geen garantie tegen blessures. En nee beste ‘deskundigen’, het heeft niets met ouderdom te maken, ook al ben ik de veertig inderdaad gepasseerd. In het zicht van de hijgende en puffende groep liep ik langs de dojo. Ik weet niet wat pijnlijker was mijn kuit of de gang naar de stoel bij de balie. De rest ging verder met buikspieroefeningen die ik veel makkelijker had gedaan dan degenen die ik nu vanaf de stoel bekeek. Nee, ik hoefde geen koffie, ik wilde naar huis en hoopte dat niemand keek terwijl ik met hulp van de lantaarnpaal op mijn fiets klom.
Een kickbokser die niet kan trainen. Een strijder die strompelend door het leven gaat. Het waren grijze weken. De agenda vertoonde gaten waar eerst Westerkoogsport stond. ‘Rust’, zei de dokter en de bevriende fysio zei dat ik vooral langs moest komen. ‘Neem maar een houtje mee voor tussen je tanden, want ik ga je masseren’. Na een week dacht ik even een kort sprintje te trekken. Dom, dom, dom. Vier weken gingen voorbij waarbij ik alleen trainde in mijn hoofd.
De eerste bokszaktraining viel niet tegen. Nog even niet touwtje springen, maar warmdraaien op de apparaten. Fijn om te horen hoe de sensei ons voor motorisch dyslecten uitmaakt. En hoe hij vraagt of je soms een tijdje niet hebt getraind terwijl jij jezelf moeizaam opdrukt. Na twee keer op de bokszak durfde ik het weer aan om naar de kickbokstraining te gaan. Sparren met steeds sterkere tegenstanders en thuiskomen met een tik op de neus. In de loop van de week werd het blauw en stiekem was ik daar best gelukkig mee.
Terug bij de jongens en meiden waarmee je een paar uurtjes in de week het nodige deelt. Afgelopen week deden we een circuitje. Ouderwets. Een tien kilo zware bal zo hard mogelijk neergooien en weer optillen om opnieuw neer te smijten. Even een trapkussen indeuken door een minuut met links en daarna met rechts te trappen. Toen we in de kleedkamer gehoor gaven aan de oproep; handschoenen, bitje, beenbeschermers, namen we snel een slokje drinken. Ik keek naar mijn handen en ze trilden. Ik was terug. Geen lege plekken meer in de agenda en een weegschaal die weer gunstige getallen laat zien.
Arjen van Ginkel
< terug naar alle berichten