Zaterdagochtend, tien uur. Ik leg twee gewichtjes in de tuin met een bedoeling. Oppakken en sprinten van de ene naar de andere kant. Ik heb geen landgoed, maar 1 seconde volle vaart zit er wel in. Ik start in de hoop dat de buren wat anders te doen hebben en na een paar minuten is het tijd voor variatie. Rennen richting schutting en terug kikkeren. Allemachtig, als ik ooit in een volgend leven terugkeer dan toch alsjeblieft niet als kikker. Knieën hoog lijkt me een heel mooi alternatief.
Als het lijf opwarmt, gaan we verder met spreid-sluit en sprinten op de plaats. Net als ik overweeg te gaan schijnboksen begint het te regenen. Dan maar verder op de bokszak binnen. Ik probeer te stoten, te bewegen, te hoeken, geef een dubbele lowkick en tot slot deel ik een intelligente lockdown uit. Lekker en zo soepel, wauw! Maar ik mis een maatje die de bokszak vasthoudt en me aanmoedigt. Ik mis de ogen in mijn rug en de correcties van de sensei, want zo lekker en soepel was het nu ook weer niet.
Thuiswerken, thuisvermaak, thuis trainen. Ik heb best een leuk thuis, maar inmiddels komen de muren op me af. Om het virus in mijn kop te beteugelen heb ik de regelmaat van Westerkoog Sport nodig. Ik mis de bekende gezichten die elkaar begroeten bij aanvang. Ik mis de sympathieke aanmoedigingen van de sensei die roept dat ik dat kadaver van me moet trainen. Als ik de buikspieroefeningen op Facebook van Westerkoog Sport uitvoer zegt mijn innerlijke stemmetje halverwege dat het wel genoeg is. Er zijn geen groepsgenoten die me stimuleren, geen sensei die me toebijt dat ik als een slappeling sta te trainen.
Nee opdrukken met een muziekje op de achtergrond of burpees doen. Ze worden op Facebook keurig voorgedaan, maar het is het niet. Ik wil zweten, ik wil samen buffelen, ik wil het stootkussen doormidden trappen en sparren, iedereen op anderhalve meter afstand houden. Helaas, het zit er even niet in.
Natuurlijk zijn er veel ernstigere dingen in deze coronatijd, maar ik verlang naar het einde van een pittige kickbokstraining waar iedereen op zijn knieën zakt en de handen op de dijbenen plaatst. Tegenover de groep zit de sensei. Hij zegt dat we goed getraind hebben en roept ‘moksha mai’. De langst trainende zit rechts en roept ons op om de trainer te groeten ‘sensei ni rei’. We buigen en roepen ‘ush’. ‘Kom maar op’, roept de sensei. Een mooi moment. Elkaar groeten, omkleden en met een tevreden gevoel op weg gaan naar een welverdiende douche. Voorlopig is het vooral een fijne herinnering. Het is de vraag of dit ritueel past bij het ‘nieuwe normaal’ van de toekomst. Maar laat die toekomst alsjeblieft beginnen.
Arjen van Ginkel
< terug naar alle berichten