Het nieuwe jaar begon laat dit keer. Op 15 januari zwaaide de deur open voor de eerste training op vertrouwde grond. Eerder lagen we te spartelen op de tegels van het reserve pleintje. Buiten trainen in de pseudo winter, onder de ogen van het winkelend publiek, dat naar je billen kijkt als je squats staat te doen. Binnen mogen we die ook uitvoeren. Anderhalve minuut door de knieën, het zitvlak naar beneden en wie gaat staan bepaald voor de hele groep het lot. Uiteraard vraagt de sensei iemand naar hem toe te komen en daar is de reden om de beenspieren nog wat langer op spanning te houden.
Met z’n tweeën bij de bokszak, bewegen, slaan en eindelijk weer zweten. Iedereen lijkt blij te zijn bij het vooruitzicht van regelmaat, alleen het vuur ontbreekt. We krijgen een korte preek. ‘Weten jullie wat het is? En ik heb even de tijd gehad om erover na te denken; maar jullie hebben het te goed, veel te goed. Ik zie geen woede, geen boosheid. Jullie staan een beetje te aaien. Als je vijftig minuten hebt om te trainen, GA dan ook trainen. Hij schreeuwt ons toe. ‘Hier zit een klein agressieknopje’ en wijst naar zijn borst. ‘Daar druk je op!’
De sensei zet ons op scherp. Rammen, trainen, zijn stem vult de ruimte en ons hoofd. Hij vuurt ons aan en verdorie daar gaan we. Je hoort het, je ziet het. Nederland is toch zo kwaad, hier is de bliksemafleider: sport. Knieën, ellebogen, hoeken, opstoten en recht op de neus, eh bokszak, alles mag, maar ga ervoor. Her en der zie je dat onregelmatige trainen zijn tol begint te eisen. Maar we kunnen weer. Het nieuwe jaar is begonnen. Er is een nieuw rooster, de dagen worden al langer en ellende kun je dus blijkbaar van je afslaan op een positieve manier.
Arjen van Ginkel
< terug naar alle berichten